Afgelopen weken stond de clash tussen GroenLinks fractievoorzitter (en partijleider) Jesse Klaver en kamerlid Zihni Özdil in alle kranten. Lees er hier en hier meer over. Waar het met name over ging was de fractiediscipline: er wordt van hogerhand bepaald wat jij moet stemmen. Maar hoe erg is die fractiediscipline eigenlijk? En hoe ga je om met andersdenkenden in je fractie.
Veel belangen om rekening mee te houden.
Niets is heerlijker voor een partijleider dan een aantal mensen om je heen die braaf doen wat jij zegt. Jij stippelt de routes uit, de campagneleider vertelt hoe je dat het beste kunt communiceren en aan de slag. Desnoods heb je tijdens fractievergaderingen nog een discussie op het scherpst van de snede. Maar als er gestemd moet worden: doe je wat de grote leider je opdraagt. Want coalitie (of juist oppositie), partij- of zelf persoonlijke (van de partijleider) belangen. Dit is het (ideale) plaatje.
Zeker als je in de coalitie zit, zoals ik nu, kun je niet altijd zelf kiezen hoe je zult stemmen. De belangen zijn soms té groot. Er is in het coalitieoverleg afgesproken dat er vóór gestemd wordt (of juist tegen) om zo een meerderheid te krijgen. Het is immers jouw college dat je moet beschermen.
Maar een raadslid heeft ook andere belangen waar hij mee te maken heeft: hij of zij is immers volksvertegenwoordiger. Dus hoe zit het dan met het ‘volk’, de groep, die je vertegenwoordigt? Voor hun kan een besluit onvoordelig uitvallen. Een raadslid heeft soms ook persoonlijke belangen: je profileren, ergens tegen afzetten of juist aansluiting zoeken bij anderen.
Als fractievoorzitter heb je soms andere belangen dan een individueel raadslid. Denk dan bijvoorbeeld aan coalitieafspraken. Het coalitiebelang botst dan soms met het partijbelang of het belang van een individueel raadslid (als volksvertegenwoordiger). Bij ons leidt dit soms tot heftige fractievergaderingen.
Hoe ga je hier mee om? Dat hangt vaak af van een aantal factoren.
Zonder last of ruggespraak.
Stemmen zonder last (d.w.z. zonder opdracht) betekent dat een volksvertegenwoordiger zich niet mag laten opdragen in een stemming een bepaald standpunt in te nemen. De vertegenwoordiger moet op basis van eigen inzicht en overtuiging een oordeel vellen.
Stemmen zonder ruggespraak betekent dat men het recht heeft een besluit te nemen zonder daarover eerst met iemand uit de achterban overleg (‘ruggespraak’)[bron?] te plegen.
De gedachte achter de verplichting te stemmen zonder last of ruggespraak is dat een Nederlands volksvertegenwoordiger bij het komen tot zijn standpunten zich niet dient te laten leiden door deelbelangen, maar door het algemeen belang. Bovendien wordt de besluitvorming versneld doordat leden zich hebben verplicht niet eerst overleg te voeren met anderen voordat zij hun stem uitbrengen.
Deze opvatting werd in de Nederlandse wet vastgelegd omdat ten tijde van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de afgevaardigden naar de verschillende Statenvergaderingen juist wel stemden met last en ruggespraak. Dit betekende dat voor ieder besluit de afgevaardigden opnieuw naar hun opdrachtgevers dienden te gaan. Met name in Friesland met zijn elf steden en dertig grietenijen kon dit tot spreekwoordelijke traagheid leiden: ‘op zijn elf-en-dertigst’. Nog aan het eind van de 19e eeuw was een afgevaardigde uit het district Appingedam twee dagen onderweg om in Den Haag te komen. Door de verplichting zonder last of ruggespraak te stemmen, dienden de volksvertegenwoordigers direct een besluit te nemen en zo konden de Staten-Generaal en de Provinciale Staten in het Koninkrijk der Nederlanden slagvaardiger optreden dan hun voorgangers onder de Republiek.
De hedendaagse politieke cultuur, met haar politieke partijen, met hun politieke beginselverklaringen en programma’s en hun soms strikte fractiediscipline, alsmede de binding aan een regeringsakkoord van de coalitiepartijen, lijkt dit beginsel tot een wassen neus te hebben gemaakt.
Tegenwoordig is het beginsel de leden stemmen zonder last opgenomen in de Nederlandse Grondwet onder art. 67 lid 3.[1] Leden stemmen zonder ruggespraak was een voorschrift vastgelegd in artikel 140 van de Grondwet van 1815 en werd in 1983 uit de Grondwet geschrapt om niet de indruk te wekken dat Kamerleden niet met hun partij of anderen mochten overleggen.[2]
Hoe er mee om te gaan.
Natuurlijk hangt het van de partij af hoe je omgaat met het ‘stembeleid’. De wat meer centralistisch geleide partijen zullen partijdiscipline waarschijnlijk belangrijker vinden dan de meer pragmatische partijen (zoals D66 en VVD).
Bij coalitiepartijen kan partijdiscipline belangrijker zijn dan bij niet-coalitiepartijen: je college moet immers gesteund worden. Al kan ik mij de omgekeerde redenatie net zo goed voorstellen.
Het hangt natuurlijk ook van het onderwerp af. Als het een klein punt is, zal partijdiscipline minder belangrijk zijn dan bij een cruciaal onderwerp.
Dit geldt ook voor je eigen speerpunten: als een fractiegenoot niet meegaat bij een onderwerp dat essentieel is voor jullie partij, dan is dat wel een probleem. Als een SGP’er opeens vóór zondagsopening in het dorp gaat stemmen, dan lijkt mij een goed gesprek (op z’n minst) wel aan de orde.
En tel ook altijd even: is het voor het binnenhalen van je onderwerp niet belangrijk of een partijgenoot voor of tegen stemt, dan kan je er voor kiezen hem/haar dan vrij te laten in zijn/haar keuze.
Hoe komt het over?
Soms zijn partijleiders of fractievoorzitters niet alleen bezig met de inhoud en partijpolitiek, maar ook bezig hoe het over komt: een fractie die verdeeld stemt. Betekent dit, dat er chaos is in jouw fractie? Dreigt er een revolutie? En wat zegt het over jou als leider: heb je de boel niet onder de duim? Ben je verzwakt? Word je niet serieus genomen? Al dit soort signalen kúnnen meespelen. Als andere fracties bloed ruiken, wat zullen ze dan met jullie doen? En wat zal de pers hier dan weer van smullen?
En nu?
Wat altijd belangrijk is, is goed communiceren en goed uitleggen waarom een bepaalde keuze belangrijk is. Zeker binnen je fractie. Begrip voor elkaars belangen en elkaars standpunten is hierbij essentieel. Macht gebruiken en zeggen: ‘Jij moet doen wat ik zeg’, werkt in dit soort gevallen bijna altijd averechts.
En laat het vooral niet doorsudderen, voor je het weet is je fractie een kopje kleiner gemaakt. En heb je een nog groter probleem (of niet natuurlijk).
Wees niet te bang voor andere fracties en voor de pers. Als jij uitstraalt dat je verdeeld stemmen géén probleem vindt, als raadslid, dan hoeft dit helemaal geen gevolgen te hebben.