“Houd die rothond bij mijn hond weg!”, schreeuwt ze, “Je hebt een rothond. Dit soort honden mogen niet los. Doe eum aan de lijn. Hij heeft mijn hond al twee keer gebeten. Het is een rothond!!!!!!!”
Dit alles schreeuwt een achterbuurvrouw terwijl ze hard aan komt rennen. Want haar hond loopt altijd minstens 50 meter voor haar, los.
De golden retriever (ah, dat zijn van die schattige honden) en Boris hebben het niet op elkaar. En Boris kan zeer bazig zijn. Voor honden die zich niet aan de hondenetiquette houden heeft hij een speciale behandeling.
Mensen die wel eens twee honden hebben zien bekvechten, weten dat het er indrukwekkend uit kan zien. Ik raak daar weer door van slag. Maar tegelijkertijd weet ik ook, dat het altijd gaat om wie de baas is. Als dit helder is, is de ruzie over. Langer dan 10 seconden duurt het meestal niet. Honden mokken, jeremiëren en zeuren niet. Honden hebben sowieso niet vaak ruzie. Ze geven al ver van te voren aan hoe het er voor staat: staart omhoog of omlaag, kop omhoog of omlaag. Zij weten het van elkaar: hij is de baas. Alleen de baasjes doen soms dingen waar een hond door van slag raakt.
Ik haal Boris bij haar hond weg. Er zit rood in zijn witte vacht. En denk ondertussen na hoe ik zal reageren. Dan bedenk ik me dat ze Boris (en mij) wegzet als asociaal en agressief en daar heb ik toch wat moeite mee. Ik laat me niet in een vakje duwen, zeker niet in haar vakje. Ze is aan het framen.
Wat is framen?
Framen is een product, persoon of een groep mensen consequent op een bepaalde manier neerzetten, zodat mensen er een duidelijk beeld, idee en gevoel bij hebben. Vaak met behulp van één term om één aspect van iets of iemand te benadrukken.
Dat hoeft trouwens niet altijd negatief te zijn (ik ben in mijn verhaal ook aan het framen). Wij houden nou eenmaal van heldere verhalen: good guys tegenover de bad guys, mannen (van Mars) tegenover de vrouwen (van Venus), Leave tegenover Remain bij de Brexit, etc.
Het frame dient om om de manier waarop we naar iemand kijken of praten elke keer van dezelfde kleur te voorzien. Dus voor deze achterbuurvrouw zal mijn hond altijd een rothond blijven (en ik waarschijnlijk een waardeloze baas).
Hoe het afliep?
Als de buurvrouw dichterbij komt zeg ik poeslief en vrij zacht: “wat zeg je allemaal?“
En ze begint weer te tetteren: “Je hebt een rothond. Zo’n hond hoort aan de lijn en niet los” (terwijl haar hond nog steeds los loopt).
“Goh”, zei ik rustig en vriendelijk, “ik wil er best over praten. Maar ik zou het toch fijn vinden als het op een iets vriendelijker toon kon”. Ze draait zich om en loopt weg.
En ik loop, een beetje bibberig, want ik houd niet van ruzie, weer terug naar de plek waar Boris met twee andere honden aan het spelen is.
Ik blijf nog even met een andere buurvrouw praten, ook hondenbezitter. Ze zegt plotseling: “wat is dat rood in zijn vacht? Bloed?” “Nee”, zeg ik, “het zit er al langer op. Boris heeft, denk ik, je frambozen opgegeten die je in de keuken had staan. Het zal wel frambozensap zijn.”