Je wereldbeeld bepaalt alles om je heen
Weet je dat, hoe je naar de wereld kijkt, wordt bepaald door je wereldbeeld? Het wereldbeeld, ik noem dat ook wel de bril die je op hebt, is gekleurd door verschillende oorzaken. Bijvoorbeeld uit welk nest je komt (je sociale achtergrond, status, genen, etc.), door je opvoeding (of gebrek eraan) en door ervaringen. Omdat je deze gekleurde bril op hebt, vormt het ook weer de wereld om je heen. Want deze denkbeeldige bril bepaalt hoe je naar iets kijkt. Wij mensen kunnen heel slecht objectief en neutraal naar iets kijken. Alles wat we zien is gekleurd. Maar doordat iedereen een andere achtergrond heeft, is iedere bril anders. En zien we dus andere dingen. En zo ontstaan botsingen, problemen, ruzies, maar ook nieuwe inzichten, openbaringen, leermomentjes, etc.
Oké, het wereldbeeld. En nu?
In je werk blijkt je scholing (naast je achtergrond) heel belangrijk te zijn in de manier waarop je naar je omgeving kijkt. Ben je bioloog (denk bijvoorbeeld aan Frans de Waal) dan kijk je anders naar de manier waarop wij mensen onze zaken georganiseerd hebben, dan wanneer je econoom (schaarste en geld) of psycholoog (gedrag van mensen, ziek of gezond).
Als antropoloog kijk je naar de manier waarop mensen “hun werkelijkheid ordenen en er betekenis aan geven” (quote uit het boek De Corporate Tribe van Danielle Braun en Jitske Kramer). Wij kijken dus naar de cultuur, en dat is best lastig. Want cultuur is niet echt tastbaar, het is eigenlijk de ‘lege ruimte tussen mensen’.
Wij, antropoloog, hoezo?
Voor het geval je het nog niet wist, ik ben afgestudeerd als organisatie-antropoloog (amongst other things) aan de VU in Amsterdam. Dat is al 20 jaar geleden. De banen liggen niet voor het oprapen en uiteindelijk heb ik het maar gezien als nuttige en interessante bagage voor de andere dingen die ik doe.
Zoals ik naar de wereld kijk, blijkt toch altijd weer gekleurd te worden door de bril die ik tijdens mijn studie aangemeten heb gekregen (en waar ik trouwens nog steeds heel blij mee ben).
Wat heb jij er aan om op een antropologische manier naar je omgeving te kijken?
Ik ga ervan uit dat je klanten, patiënten, cliënten, collega’s, familie of vrienden hebt? En dat je op een goede manier met ze wilt omgaan? En dat soms wel lukt en soms niet? En zou het nu niet interessant zijn om te weten hoe dat komt en hoe je daar mee kunt omgaan? Dáár kan antropologie bij helpen.
Ach, dat weet ik toch zonder die antropologische dingen ook wel?
Tuurlijk!
Je kunt je werk heel goed doen zonder deze kennis. Dus als het je niet interesseert, ga dan lekker op X (voorheen Twitter) zitten of ga Netflixen of brood bakken.
Maar stel nu dat je er toch iets aan hebt, een beetje extra kennis is dan mooi meegenomen.
Ik merkte de afgelopen jaren dat ik ook bij andere dingen die ik deed, veel had aan mijn voorkennis als antropoloog. Ik exploreer vaak eerst. Ik probeer zonder vooroordelen te luisteren naar andere mensen en ik ben me vaak bewust van mijn invloed op proces (goed of niet goed). Al blijkt het in de praktijk soms niet zo eenvoudig te zijn.
Veel mensen zijn zich in hun werk niet zo bewust van het feit dat cultuur en achtergrond grote invloed op het proces kunnen hebben. Dus voor iedereen die het wil weten, dit zijn vijf belangrijke punten die je kunt leren van een antropoloog.
De vijf dingen die je kunt leren van een antropoloog
1. Verdiep je in de ander
Voordat je aan oplossingen gaat werken, kun je je eerst grondig verdiepen in de leefwereld van de ander. Dit heet wel “Grounded Theory”. Je verzamelt informatie, stelt vragen, je observeert de ander. Zonder vooroordelen. Je houdt de ideeën die hieruit voortkomen eens tegen het licht en checkt bij de ander of het klopt en zo nodig pas je je ideeën weer aan. Net zo lang tot je de manier van betekenis geven van de ander goed in beeld hebt. Zo krijg je een beeld van de cultuur.
Dat is wel even iets anders dan vanuit een vaststaand idee je werk doen. Het kost helaas wel meer tijd, maar kan ook veel opleveren. Het tijdverlies haal je later in het proces vaak weer in. Want, het versterkt vaak de samenwerking. En er is meer begrip voor elkaar.
2. Weet wie jij bent en wat jouw wereldbeeld is.
Toen ik als aspirant-antropoloog mijn afstudeeronderzoek ging doen kreeg ik te horen dat ik een apart schrift moest hebben waarin mijn eigen onzekerheden, ideeën, vooroordelen, veronderstellingen, etc. moest opschrijven. Nou, dat was het moeilijkste van mijn hele scriptie (die trouwens over de cultuur van een coachingspraktijk ging).
Ik ben me er van bewust dat ik redelijk netjes Nederlands spreek, misschien zelfs wel tegen het bekakte aan. Tijdens een gesprek met echte Drenten kan dat handig zijn (overwicht?) maar het kan ook in de weg zitten (arrogant, chique dame). Ik hoef het niet te veranderen, het is goed als ik me realiseer dat ik dat doe. En dat het van invloed kan zijn (een van mijn bemerkingen in de afgelopen jaren).
Dus, wees je bewust van jezelf in je gesprekken met anderen. Hoe je over komt op anderen, welke bagage je meeneemt, hoeveel vinkjes je hebt (hier alles over de vinkjes van Joris Luyendijk), etc.
En het gaat niet alleen om je gedrag, maar ook om je leefwereld en je visie op de wereld. Door dit op te schrijven kun je er baat bij hebben in zakelijke contacten met anderen.
3. Doe dingen samen met je “onderzoeksobject”.
Nog te vaak vinden we het normaal om voor anderen te denken en over anderen te praten. We doen dingen voor de klant en niet samen met de klant, familie, medewerker/collega.
Voor een antropoloog is dit dodelijk. We schrijven onze stukken samen met de mensen die we onderzoeken. Zeker in een verandertraject kan dit goed werken omdat tijdens het schrijven van het verhaal kan de verandering al plaats gaan vinden.
4. Perspectief is alles
Zoals ik aan het begin al aan gaf, kun je op heel veel verschillende manieren naar zaken kijken. Als bioloog, psycholoog, econoom of moeder. Ook als antropoloog kun je nog op verschillende manieren kijken naar het onderzoeksobject. De twee belangrijkste zijn: insidersperspectief (emic) en het buitenstaandersperspectief (etic).
Als extern adviseur ben je een buitenstaander die patronen ziet in communicatie en gedrag die de betrokkenen zelf niet (meer) zien. Daarom zijn de eerste 100 dagen van een nieuwe manager ook zo belangrijk. Je het dan nog het outsiderperspectief en wordt niet opgeslokt door de dagelijkse praktijk.
Als insider hoor je juist vaak nuttige verhalen en weetjes die je als buitenstaander nooit te weten was gekomen. Door beiden samen te voegen zie je veel meer dan als je vanuit één gezichtspunt blijft kijken.
5. Heb oog voor macht, hiërarchie en ranking
De hoogste directeur is niet altijd de baas, de hardste schreeuwer heeft niet altijd het meeste invloed en de oudste vrouw is niet altijd de koffiejuffrouw. Heb oog voor de informele pikorde, let op status en andere gevoeligheden.
Ook wij, in het platte Nederland, zijn bezig met ranking, status en macht. In andere culturen is dit vaak heel duidelijk. Als je de film The Last Samurai hebt gezien, die speelt in het Japan van de 19e eeuw, weet je hoe dieper je buigt, hoe lager in rang je bent. In Nederland doet we het een stuk subtieler en ingewikkelder. Bij ons gebeurt ranking op basis van opleiding, uiterlijk, geslacht, geaardheid, zelfvertrouwen, uitstraling, plek in de organisatie, kennis, etc. Kijk maar eens om je heen bij een volgende meeting en probeer in te schatten hoe de machtsverhoudingen liggen en of ze kloppen met de formele macht.
Een voorbeeld van hogere status is, dat je meer aan het woord bent dan een ander. Ik ben iemand die in een groep soms niet zo veel zegt en eerst de kat uit de boom kijkt. Dat is niet altijd slim, want ranken werkt ook andersom. Als we iemand niet kennen zullen we degene die meer praat of zelfverzekerder overkomt, een hogere status toedichten, terecht of onterecht.
Er is vast nog veel meer te vertellen over wat je kunt leren van een antropoloog, maar ik stop maar even. Dan kun jij het laten bezinken en misschien botst het met jouw wereldbeeld. Daar wil ik graag meer over weten, dus vertel het me.